Bouw- en cultuurhistorisch onderzoek en waardestelling | maart 2015 | Opdrachtgever: Gemeente Eindhoven
Coöperatieve Melkinrichting St. Joseph
De in 1917 opgerichte Coöperatieve Melkinrichting St. Joseph was aanvankelijk gevestigd aan de Dommelstraat, aan de noordrand van de Eindhovense binnenstad. Het bedrijf groeide snel en al in 1919 kon de belangrijkste concurrent ‘Moderne’ worden overgenomen. De locatie aan de Dommelstraat werd al gauw te klein en in 1925 werd een terrein aan de Paradijslaan, ten oosten van de binnenstad aangekocht. Hier werd aanvankelijk in een tijdelijke huisvesting de kaasproductie ondergebracht. In 1929 werd echter besloten tot het overplaatsen van het gehele bedrijf naar de Paradijslaan en de hiervoor noodzakelijke bouw van een nieuwe fabriek, die in september 1929 in gebruik werd genomen.
Oprichting van De Kempen
Hoewel het aantal leden geleidelijk terugliep als gevolg van de grootschalige uitbreidingsplannen van de stad ten koste van landbouwgrond, groeide de afzetmarkt als gevolg van diezelfde stadsuitbreidingen wel. Er moest zelfs boter en melk worden aangekocht om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen. Zo werden er dagelijks 4.000 “halve fleschjes” melk aan de Philipsfabrieken geleverd. In deze periode werden ook de eerste gesprekken gevoerd om met omliggende fabrieken tot een fusie te komen en zo de aanvoer van melk op niveau te kunnen houden. Hieruit zou in 1947 de Coöperatieve Zuivelvereniging ‘De Kempen’ ontstaan, een samenwerkingsverband van twaalf zuivelfabrieken, waarvan St. Joseph de grootste en waarschijnlijk ook de belangrijkste initiator was.
Doordat in de jaren 50 verschillende fabrieken sloten, nam de productie in de resterende fabrieken aanzienlijk toe. De grote fabriek St. Bernardus uit Bergeijk trad in die periode toe tot ‘De Kempen’. De verschillen tussen de fabrieken waren echter groot en daarmee was de verdeling van de zuivelproducten over het afzetgebied lastig.1
Plannen voor een nieuwe fabriek
Rond het midden van de jaren ’50 ontstonden daarom grootse plannen voor de bouw van een nieuwe fabriek om de aanvoer en verwerking van melk binnen het verzorgingsgebied van ‘De Kempen’ efficiënter te maken. Hierbij werden verschillende varianten overwogen om de aanvoer en productie over de bestaande fabrieken te verdelen. Naast een nieuw te bouwen fabriek in Eindhoven met een aanvangscapaciteit van ca. 30,2 mln. kg melk werd gedacht aan vier of vijf fabrieken voor de verwerking van de resterende 44 mln. kg. Hiermee konden de ca. 4.600 boeren een bevolking van ca. 260.000 mensen van melk en melkproducten voorzien.2
Met de bouw van de Campinafabriek aan de Dirk Boutslaan werd de productie van de verouderde fabriek aan de Paradijslaan 31 geheel overgeplaatst naar de nieuwe vestiging. Van de andere leden van de zuivelvereniging bleven alleen St. Isidorus in Bladel en St. Oda in St. Oedenrode nog in productie.
In diezelfde periode werd na decennia plannen maken eindelijk een grootschalig stedenbouwkundig plan tot uitvoering gebracht om de radiaalsgewijs uitgebreide stad door middel van een nieuwe ringweg efficiënt te ontsluiten. Direct binnen de ringweg werd op een nieuw bedrijventerrein de nieuwe fabriek aangelegd. In tegenstelling tot het merendeel van de Nederlandse zuivelfabrieken, die zijn ontstaan door uitbreidingen van bestaande fabrieken, kon bij de nieuwe Campinafabriek geheel volgens een ideaal plan worden gebouwd en er werd zelfs al rekening gehouden met de mogelijkheid voor toekomstige uitbreidingen. Met de plannen voor de nieuw te bouwen fabriek ontstond ook de nieuwe naam ‘Campina’, de Latijnse naam voor Kempen. Dit werd tevens de naam voor de nieuwe fabriek, die het centrale bedrijf vormde van kringcoöperatie ‘De Kempen’. Het nieuwe, ruim opgezette moderne bedrijf werd gezien als een “monument van de concentratie van de coöperatieve zuivelindustrie in het zuiden van het land”. Hierin kon “de best denkbare kwaliteit van de producten worden gewaarborgd”.3
De Campinafabriek
De fabriek bestond uit een vrijstaand kantoorgebouw met daaraan gekoppelde wasruimtes en kantine. Verder een ketelhuis, een ijsfabriek, een bouwdeel voor de melkontvangst een melkfabriek en een grote stalling en werkplaats voor de eigen vrachtwagens en ventwagens. De fabriek kreeg een functionele opzet, waarbij veelvuldig gebruik werd gemaakt van in het werk gestort gewapend beton. Deels werden de gebouwen voorzien van gebogen daken die werden uitgevoerd als fuséedaken, gebaseerd op een uitvinding van de Franse architect Jacques Couëlle (1906-1996). Hij wist het gewicht van het betonnen gewelf sterk terug te brengen door het gewelf te vullen met korte gebakken cilinders (zogenaamde ‘fusées’), gevuld met lucht.
Alle bouwtekeningen zijn vervaardigd door het Heerlense Ingenieursbureau Héman. Dit bedrijf moet dan ook worden beschouwd als opdrachtnemer wat betreft het constructieve ontwerp en de technische uitwerking van de gebouwen. Op één bouwtekening wordt echter Jean Huysmans als “Architectonisch medewerker” vermeld. Met name bij het ketelhuis en het kantoor met aangebouwde kantine is zeker sprake van een architectonisch beeld van hoge kwaliteit in zowel de hoofdopzet als de detaillering van onderdelen. Het is zeer waarschijnlijk dat Huysmans hier een ontwerp leverde, dat vervolgens door Ingenieursbureau Héman verder werd uitgewerkt, waarbij Huysmans mogelijk als extern adviseur voor de meer in het oog springende onderdelen betrokken bleef. De bouw werd uitgevoerd door de N.V. Internationale Gewapendbeton Bouw ( IGB) uit Breda. In het kantoorgebouw werd een grote wandschildering aangebracht door kunstenaar Harry Koolen (1904-1985).
Verdere ontwikkelingen
In 1961 werd de fabriek in gebruik genomen, waarna in 1964 de Zuid-Nederlandse Coöperatie Campina werd opgericht na een fusie met kringcoöperatie ‘Ament’. In datzelfde jaar werden op 8 december voor het eerst obligaties van de Coöperatieve Zuivelvereniging Campina GA verhandeld. In 1979 fuseerde Campina met De Meijerij Veghel (DMV). In die periode werd het kantoor van de fabriek met een bouwlaag verhoogd.
In 1989 fuseerde het Zuid-Nederlandse DMV Campina met het West-Nederlandse Melkunie Holland onder de nieuwe naam Campina Melkunie. Vanaf 2001 werd er voor gekozen om de naam Campina voor het gehele bedrijf te gebruiken vanwege de grote naamsbekendheid. In 2008 fuseerden Campina en Friesland Foods tot de nieuwe coöperatie FrieslandCampina.
De fabriek in Eindhoven onderging door de jaren vele interne wijzigingen en de oorspronkelijke gebouwen raakten geleidelijk ingekapseld door diverse uitbreidingen. In 2015 werd de productie beëindigd. Voor het complex moet een nieuwe bestemming worden gevonden. Ter voorbereiding op de toekomstige herontwikkeling heeft de gemeente Eindhoven een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren, dat mede ten grondslag ligt aan een door FrieslandCampina en de gemeente Eindhoven vast te stellen ontwikkelkader. Inmiddels is het besluit genomen om enkele delen van het complex als gemeentelijk monument te beschermen.
Historische luchtfoto uit 1967 – Bron: Eindhoveninbeeld.com, fotonr. 35587
1) – Rapport C.Z. ‘De Kempen’ in Archief Campina Eindhoven
2) – Artikel “Geslaagde concentratie” (Leeuwarder Courant 25-11-1961)
3) – Ibidem