Bouwhistorische verkenning en waardestelling | maart 2014 | Opdrachtgever: Van den Berg Architecten
Vanaf ca. 1860 werden langs de Driebergsestraatweg en de Dorpsstraat veel buitenplaatsen en villa’s gebouwd, toen dit gebied sterk in trek kwam als vestigingsplaats voor forensen uit Utrecht en Amersfoort. De buitenplaats Heidepark werd echter al omstreeks 1815 gesticht door G.H.R. Hoff, op een plaats waar waarschijnlijk in de eerste helft van de achttiende eeuw al de eerste ontginningen van heide plaats hadden gevonden. De buitenplaats besloeg 52 hectare eigen grond en 62 hectare pachtgrond. Hiermee was het de grootste buitenplaats van Doorn. Op de buitenplaats werd een bescheiden huis in landelijke stijl gebouwd. Na verschillende eigendomswisselingen werd het huis in 1862 met een verdieping verhoogd. Na opnieuw verschillende eigenaren te hebben gehad kwam de buitenplaats in 1885 in bezit van jonkheer Hendrik Maurits Jacobus van Loon (1831 ‐ 1901) en zijn echtgenote Louise Catharine Antoinette Borski (1832 ‐ 1893). Waarschijnlijk was de naam Hydepark al eerder ontstaan, aangezien deze naam in 1874 al in een advertentie voorkomt.
Hendrik van Loon komt uit een oud Amsterdams patriciërsgeslacht. Louise Borski stamde uit een rijk bankiersgeslacht. Haar grootmoeder, Johanna Borski richtte na het overlijden van haar echtgenoot W. Borski in 1814 de firma Weduwe W. Borski op. Zij behoorde tot de rijkste‐ en meest invloedrijke Amsterdammers en speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de Nederlandsche Bank in 1814. Na het overlijden van haar vader in 1881 en haar broer in 1884 erfde Louisa samen met haar zus Johanna het enorme familiekapitaal en besloten Hendrik en Louisa een buitenplaats te stichten.
Stichting van een Buitenplaats in 1888
Voor het ontwerp en de bouw werd een team van vooraanstaande ontwerpers en uitvoerenden aangetrokken. Het bouwkundig ontwerp werd uitgevoerd door de Amsterdamse architect J.N. Landré. De bouw werd uitgevoerd door Staal en Haalmeyer uit Amsterdam. Voor het ontwerp van het park werd Hendrik Copijn aangetrokken.
Bij de bouw‐ en verdere aanleg van het park speelden de kosten geen rol. Zowel het landhuis als de bijgebouwen werden van alle mogelijke luxe voorzien, waaronder een huistelefoon, centrale verwarming (ook in de stallen), warmwaterleidingen en een eigen elektrische installatie en watervoorziening met watertoren. Verder verrezen op het landgoed een fors koetshuis‐ en stallencomplex, een oranjerie, twee portierswoningen, een tuinmanswoning, een machinistenwoning, een ijskelder en diverse losse parkelementen, waaronder een grotto.
Het enorme, in neorenaissancestijl gebouwde landhuis mat ca. 42 x 26 meter en kreeg vier verdiepingen. Het ca. 50 ha. grote park in landschappelijke stijl met enkele formele tuinen kreeg ondermeer een slingerende vijver en een stenen Zwitsers aandoende brug. Voor de aanleg van het park werden diverse volwassen bomen aangevoerd. In 1888 was het geheel klaar en werd het huis gebruikt voor de weekenden en in de vakanties. Louise Borski zou echter niet lang van Hydepark kunnen genieten. Al in 1893 kwam zij om bij een rijtuigongeval in Cannes.
Verval en herbestemming
In 1901 overleed jhr. Hendrik Maurits Jacobus van Loon en ging Hydepark via zijn dochter jkvr. Ada Wilhelmina van Loon over op zijn klein Louise Cathérine Antoinette barones van Zuylen van Nijevelt, die het landgoed in 1951 verkocht. Het landgoed werd toen echter al niet meer door de familie zelf gebruikt. Al in 1935 had een boedelveiling plaats gevonden, maar de belangrijkste reden was echter dat het landhuis op 15 december 1942, op dat moment in gebruik als hoofdkwartier van de Arbeidsdienst, volledig uitbrandde.
In 1951 werd het landgoed aangekocht door Stichting “Heidepark”, opgericht door de Nederlands Hervormde Kerk en de Vereniging tot Bevordering van Inwendige Zending te Doetinchem. Het terrein kent tot op heden een gebruik als conferentie‐ en vergadercentrum. In 2008 kreeg het landgoed de status van Rijksmonument.
Koetshuis of Koetsierswoning
Het bouwhistorisch onderzoek betrof alleen een gebouw dat bekend stond als het ‘Koetshuis’. Hoewel het gebouw in de huidige opzet, met grote inrijdeuren wel het karakter van een klein koetshuis met aangebouwde woning heeft, viel de omvang van dit gebouw niet te rijmen met de grootse opzet van het landgoed. In het tijdschrift ‘Eigen Haard’ verscheen in 1889 een zeer uitgebreid artikel van W.J.N. Landré. Hij beschrijft zeer uitgebreid het hele landgoed en beschrijft het koetshuis als volgt:
“….- doorgaande, komen we aan het koetshuis met stalgebouw, waarvan de afbeelding op blz. 530 den gevel toont, die eenigzins in oud-hollandschen renaissance-stijl is opgetrokken en op het koetshuis zelf, de tuigenkamer en een palfrenierskamer uitkomt. Dit koetshuis heeft de buitengewone vrije ruimte van 13 X 18 meter, ten einde bij ruime berging voor rijtuigen nog gemakkelijke gelegenheid te hebben tot aanspannen en zelfs met vier paarden voor verschillende rijtuigen. Naast dit zeldzaam fraaie koetshuis, waar alweer al wat ervaring en kunst nieuws hebben uitgevonden, is aangebracht, ligt rechts de met pitch pine betimmerde en met warmwaterleiding verwarmde tuigenkamer, die steeds op eenzelfde temperatuur wordt gehouden, waar alles in sierlijke kasten is geordend en waar men gaarne eenige oogenblikken toeft op de tot rusten noodende phantasiestoeltjes. Achter de tuigenkamer volgt de onmisbare poetskamer, die palfrenierskamer en de aan twee zijden open, met glas overdekte waschplaats voor de rijtuigen, terwijl recht achter het koetshuis de paardenstal ligt. Dáár kan een liefhebber zijn hart ophalen! Hier ondervinden de edele rossen een in alle opzichten goede behandeling. Het geheel met zijn fraaie engelse stalinrichtingen van de St. Pancras-ironworks, zijn schoone engelsche tegels tot aan den zolder, mozaïkvloer, bekleede wanden, fijn koperen afsluitingen, bovenlichten den daarmede in verband staande ventilatietoestellen, maakt een inderdaad prachtigen indruk. De koetsierswoning aan den zijgevel volmaakt het verband van dezen geheelen bouw en is natuurlijk geheel in overeenstemming met de andere dienstgebouwen. Na het huis zelf is deze stalinrichting ongetijfeld het interessantste van de dienstinstellingen op Hydepark aanwezig; men kan zich op dat gebied bijna niets volmaakters en fraaiers denken.”
Bron: W.J.N. Landré, Hydepark; opgenomen in tijdschrift Eigen Haard 44, pag. 526-531, 1889
Zeker toen een historische foto van het koetshuis een gebouw van een geheel ander kaliber liet zien was duidelijk dat het huidige gebouw in ieder geval niet het volledige koetshuis kon zijn. Een kadastrale hulpkaart uit 1888 gaf meer duidelijkheid. Op de weergegeven contour van het oorspronkelijke grote koetshuis tekende zich duidelijk de aan het huidige gebouw aanwezige driezijdige oostelijke afsluiting af. Het huidige gebouw bleek dan ook de aan het koetshuis aangebouwde koetsierswoning te zijn. Het koetshuis zelf was op 25 januari 1951 afgebrand. In het koetshuis was sinds de eerste helft van de twintigste eeuw een fabriek voor isolatiemateriaal gevestigd. De brandweer wist alleen de voormalige koetsierswoning, die ook op dat moment als woonhuis in gebruik was, te behouden. De woning had waarschijnlijk wel de nodige schade opgelopen gezien de diverse uit de jaren 1950 daterende elementen en afwerkingen. In 1989 werd de woning naar ontwerp van architect J. de Jong uit Woudenberg uitgebreid, waarbij zeer nauwkeurig de oorspronkelijke architectuur werd gevolgd. De uitbreiding is aan het exterieur dan ook vooral herkenbaar aan het slechts iets lichtere muurwerk.
Sinds 15 april 2016 is op het landgoed Hydepark onder de naam Nieuw Hydepark een zorghotel en conferentiecentrum van de Protestantse Kerk geopend. Ook voor het ‘koetshuis’ is binnen het nieuwe gebruik een passende functie gezocht.
De foto van de voorgevel van het koetshuis werd in 1889 geplaatst bij het artikel van W.J.N. Landré in ‘Eigen Haard’.
Voorzijde van het koetshuis, nadat dit in 1951 door brand werd verwoest – Bron: Het Utrechts Nieuwsblad, 25-01-1951
De historische foto van het landhuis laat goed de grandeur van het enorme landhuis Hydepark zien – Bron: collectie Museum Van Loon
Het interieur van het Koetshuis voordat dit in 1951 door brand werd verwoest – Bron: collectie Museum Van Loon